op 
Terug in Limburg (met de Leenman en zijn Echte Vrouw) is het wachten op de sneeuw. We zagen al wat veelbelovende weitjes voor een sleepartij. Maar de rest van Nederland is ons voor dit keer. De eerste vlokken vielen hier zojuist pas en er moet ook nog geborreld worden, sleeën doen we morgen maar. Eerder vandaag liepen we een flink stuk. Een bos-weiland-bos-lus waar het, zoals overal, drukker was dan normaal. Desalniettemin mooi en in de verzichten zie je de 1,5 meter meutes niet. Onderweg kwamen we bevroren Judasoren tegen, voorjaars (?) kluifzwammen, korstmosrozetjes (dat is toch net vuurwerk!) (ik schrik soms van mezelf als ik dat soort dingen zeg) en bosranken.
Die bosrank (clematis vitalba) heeft in het Engels allerlei romantische namen, Traveller’s Joy bijvoorbeeld, omdat de pontificale witte bloemen de lange veelal natte voettochten van reizigers wat opvrolijkte [sic]. Een olijke bijnaam voor deze klimmer die de andere plantjes, die zo aardig zijn hem te ondersteunen bij zijn eeuwige queeste hogerop te komen, met zachte maar constante druk verstikt. Beetje domperig einde van dit korte stukje maar m’n batterij is op en de pizza is klaar.
UPDATE: inmiddels is er ook gesleed! En dat is een woord wat er toch een stuk beter uitziet met een -t: gesleet!
